De persoonsvorm is een werkwoordsvorm in de zin die zich aanpast aan het onderwerp van die zin. (dus ik, jij, hij/zij/het, wij, jullie, zij)

Ook geeft de persoonsvorm aan of de zin in de tegenwoordige of verleden tijd staat.

De persoonsvorm is altijd onderdeel van de actie van de zin (=het gezegde). Soms vormt het die actie in zijn eentje, soms zijn er andere zinsdelen bij betrokken.

Bij ontleden is het heel fijn als je weet wat de persoonsvorm is. In het Nederlands vormt die de spil van de opbouw van de zin en daarvan kan je gebruik maken bij het vinden van de zinsdelen. Daarom beginnen eigenlijk alle boeken over ontleden met het vinden van de persoonsvorm!

Ook voor de spelling is het goed als je weet of een woord een persoonsvorm van een werkwoord is: deze hebben namelijk een hele andere spelling. Hoor je aan het eind van een woord een t-klank of een uh-klank? Zorg dan dat je weet of het een persoonsvorm van een werkwoord is, voor je verder gaat!

Hoe vind ik de persoonsvorm?

Begin je met ontleden en heb je nog niet geleerd hoe je persoonsvormen als vorm van het werkwoord kan herkennen? Neem dan het volgende uitgangspunt:

Ik maak de zin vragend.
De persoonsvorm komt op de eerste plaats van de zin te staan.

Er is altijd maar één persoonsvorm in een gewone zin (zonder bijzinnen).
Om de persoonsvorm te vinden, zijn er drie mogelijkheden:

  • de zin is niet vragend. Maak de zin vragend -> de persoonsvorm komt op de eerste plaats te staan.
     
     Ik loop op straat.  
     Loop ik op straat?   loop is de persoonsvorm

     

  • de zin is al vragend. De persoonsvorm staat al op de eerste plaats
     
     Loop ik op straat?  loop is de persoonsvorm

     

  • de zin is vragend en begint met een vragend woord (wie, wat, waar, wanneer, waarom, hoe, …).
    Vervang het vragende woord door een bevestigend woord (die, dat, daar, dan, daarom, zo, …). De zin is nu niet vragend meer. Dus ik kan de zin weer vragend maken.
     Waar loop ik?  
     Daar loop ik.  
     Loop ik daar?  loop is de persoonsvorm

       

Notatie

De persoonsvorm duid ik aan door "pv" erboven te schrijven.

Hoe kan ik mezelf controleren?

De persoonsvorm is altijd een vorm van een werkwoord. Ik kan er altijd een "om te"-vorm van maken.

 Ik loop op straat.  
 Loop ik op straat?   loop is de persoonsvorm; komt van "om te lopen"

 

 Hij draait in het rond.  
 Draait hij in het rond?   draait is de persoonsvorm; komt van "om te draaien"

 

 Wij fietsen naar huis.  
 Fietsen wij naar huis?   fietsen is de persoonsvorm; komt van "om te fietsen"