De wederkerige voornaamwoorden zijn:

  • elkaar(s)
  • elkander
  • mekaar

(de laatste twee worden niet vaak gebruikt)

De wederkerige voornaamwoorden drukken uit dat twee (of meer) personen of dingen een wederzijdse handeling uitvoeren: de/het een doet iets met de/het ander, en dat gebeurt tegelijkertijd ook andersom.
Het wederkerig voornaamwoord komt dus alleen voor bij een meervoudig onderwerp (wij, jullie, zij).

Voorbeelden:

Jan en Kees zagen elkaar op het feest. (Jan zag Kees en Kees zag Jan)

Morgen moeten Ajax en Feijenoord tegen elkaar voetballen. (Ajax moet tegen Feijenoord en Feijenoord tegen Ajax)