Wederkeren betekent terugkeren. Een wederkerend voornaamwoord is dus een voornaamwoord dat terugkeert. Het wederkerend voornaamwoord verwijst bijna altijd terug naar het onderwerp van de zin. Alleen na een voorzetsel kan het wederkerend voornaamwoord naar een ander zinsdeel dan het onderwerp verwijzen.
Het wederkerend voornaamwoord kent een korte vorm (mij, ons) en een langere vorm met meer nadruk (mijzelf, onzelf). In onderstaande tabel zie je alle vormen die het wederkerend voornaamwoord kan hebben.
Enkelvoud | Meervoud | |||
ik | me(zelf), mij(zelf) | wij | ons(zelf) | |
jij, u | je(zelf), u(zelf)/zich(zelf) | jullie | je(zelf), u(zelf)/zich(zelf) | |
hij/zij/het | zich(zelf) | zij | zich(zelf) |
Een belangrijke eigenschap van het wederkerend voornaamwoord is dat de vorm verandert als het onderwerp verandert:
Ik vergis me.
Hij vergist zich.
Een wederkerend voornaamwoord komt voor met verschillende werkwoorden. Sommige werkwoorden hebben altijd een wederkerend voornaamwoord bij zich (verplicht wederkerend werkwoord), zoals zich vergissen, zich bedenken. Andere werkwoorden kunnen een wederkerend voornaamwoord bij zich hebben, maar ook iets anders: zich wassen (maar ook 'een ander wassen'), zich scheren (maar ook: 'een ander scheren').
Voor de specialisten: dit verschil (verplicht of niet verplicht wederkerend) vertaalt zich ook in een andere benaming van het zinsdeel waar het wederkerend voornaamwoord zich bevindt. Bij een verplicht wederkerend werkwoord, is het wederkerend voornaamwoord onderdeel van het werkwoordelijk gezegde. Bij een niet-verplicht wederkerend werkwoord, is het wederkerend voornaamwoord een lijdend voorwerp.