Een vragend voornaamwoord verwijst naar personen of dingen en 'vraagt' daar iets over. Het kan zelfstandig en niet-zelfstandig gebruikt worden.

  • Zelfstandig gebruikte vragende voornaamwoorden zijn wie, wat, welk(e) en wat voor (een).
  • Niet-zelfstandig gebruikte vragende voornaamwoorden zijn welk(e) en wat voor (een).

Een zelfstandig vragend voornaamwoord vormt een zinsdeel op zich:

  • Wie | loopt | daar?
  • Wat | zie | ik | daar?
  • Wie | heb | je | dat boek | gegeven?
  • Er zijn drie soorten taart. Welke | wil | jij?

Een niet-zelfstandig vragend voornaamwoord staat vlak voor het zelfstandig naamwoord waar ze bij horen. Welk(e) krijgt een -e als het voor een de-woord staat. Er is geen verschil tussen wat voor en wat voor een.

  • Wat voor (een) auto is dat?
  • Welke jongen wint de wedstrijd?