Hoe vind ik de lidwoorden?

Er zijn in het Nederlands drie lidwoorden: "de", "het" en "een" (spreek uit als [un]!).
Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord.
"de" en "het" zijn bepaalde lidwoorden: een zelfstandig naamwoord is een "de-woord" óf een "het-woord".
"een" is een onbepaald lidwoord: het kan bij alle zelfstandig naamwoorden worden gebruikt.

 

Een lidwoord kan nooit alleen in een zin voorkomen: er hoort altijd een zelfstandig naamwoord bij. Dit zelfstandig naamwoord staat altijd achter het lidwoord. Het komt voor dat er nog een of meerdere woorden tussen staan:

  • de stoel
  • de grote stoel
  • de grote groene stoel

Let op: "het" en "een" kunnen ook anders worden gebruikt in een zin":

  • "het" kan worden gebruikt als persoonlijk voornaamwoord
  • "een" kan worden gebruikt als telwoord. Dan wordt het vaak als één geschreven (behalve als je het wel als één moet lezen, zoals in: "een van de drie")

Als "het" of "een" anders worden gebruikt, dan is er geen zelfstandig naamwoord dat er bijhoort! Ik zoek dus nooit alleen de lidwoorden in een zin.

 

Notatie

Ieder lidwoord duid ik aan door er "lw" onder te schrijven. Eventueel kan ik "blw" gebruiken voor een bepaald lidwoord en "olw" voor een onbepaald lidwoord.

 

Hoe kan ik mezelf controleren?

Bij een lidwoord hoort altijd een zelfstandig naamwoord. Dit moet achter het lidwoord staan binnen hetzelfde zinsdeel. Ik zoek altijd eerst de zelfstandig naamwoorden en daarna de lidwoorden!