Een bijwoord is een woord dat meer informatie geeft over datgene wat wordt uitgedrukt door het gezegde (de werkwoorden in de zin) of een bepaling. Een bijwoord kan samen met andere woorden in een zinsdeel staan (dan zegt het iets over een ander woord in dat zinsdeel) of alleen in een zinsdeel staan (dan zegt het iets over de zin als geheel; het zinsdeel is dan een bijwoordelijke bepaling).
Grofweg kan kan een bijwoord iets zeggen over:
- plaats
- tijd
- een bijvoeglijk naamwoord
- een werkwoord
Bijvoorbeeld:
Daar | moet | je | zijn. Daar zegt iets over de plaats; het is een bijwoord van plaats
Gisteren | kwam | ik | te laat. Gisteren zegt iets over wanneer het gebeurde; het is een bijwoord van tijd
Hij | woont | in een heel hoog huis. Heel zegt iets over hoog (=bijvoeglijk naamwoord); het is een bijwoord van graad
De man | werkt | hard. Hard zegt iets over het werken (=werkwoord); het is een bijwoord van graad.
Er zijn allerlei soorten bijwoorden:
- aanwijzende bijwoorden (daar, hier)
- onbepaalde bijwoorden (ergens, nergens, nooit, altijd)
- vragend bijwoorden (waar, wanneer, hoe)
- bijwoorden van graad (heel, erg)
- bijwoorden van tijd (gisteren, morgen)
Heel soms zegt een bijwoord iets extra's over een zelfstandig naamwoord (mijn vriend hier, de vergadering morgen).
Bijvoeglijke naamwoorden die als bijwoordelijke bepaling worden gebruikt, worden bij taalkundig ontleden bijwoord genoemd.
Als het om een bepaling van gesteldheid gaat, zijn beide benamingen mogelijk. Op deze site kiezen we dan voor bijvoeglijk naamwoord.