Hoe vind ik het belanghebbend voorwerp?

Let op dat niet iedere zin een belanghebbend voorwerp bevat.
Als het goed is, heb je voordat je naar het belanghebbend voorwerp gaat zoeken eerst het gezegde, de zinsdelen, het onderwerp en eventueel het lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp bepaald!
Net als het lijdend voorwerp en het meewerkend voorwerp hoort een belanghebbend voorwerp logisch gezien bij het gezegde: het wordt opgeroepen door het werkwoord. Het belanghebbend voorwerp geeft aan voor wie of wat iets bestemd is of voor wie of wat een handeling wordt uitgevoerd.
Je kunt een belanghebbend voorwerp herkennen door te vragen:

"Kan ik voor iemand of iets iets [werkwoord]?"

Kan ik voor iemand iets doen? Ja, dan is die iemand het belanghebbend voorwerp.
Kan ik voor iemand iets eten? Nee, dus eten kan geen belanghebbend voorwerp bij zich hebben.

Om een gevoel te krijgen bij de naam belanghebbend voorwerp: dit zinsdeel heeft belang bij de uitvoering van het werkwoord.

Het belanghebbend voorwerp begint met het voorzetsel voor (of ten bate van, ten behoeve van), of ik kan het voorzetsel voor ervoor zetten. Opvallend is, dat toevoegen of weghalen van voor ervoor zorgt dat het belanghebbend voorwerp en het lijdend voorwerp van plaats wisselen in de zin.

Het belanghebbend en het meewerkend voorwerp lijken erg op elkaar. Ze kunnen nooit samen in een zin voorkomen.

Let op: het belanghebbend voorwerp is een zinsdeel en kan dus uit één of meerdere woorden bestaan. Daarom bepaal je altijd eerst de persoonsvorm en de zinsdelen! Vervolgens bepaal je altijd welk zinsdeel het onderwerp is. Daarna ga je op zoek naar het lijdend voorwerp en daarna naar het meewerkend voorwerp en belanghebbend voorwerp. Zoals gezegd, staat er niet altijd een belanghebbend voorwerp in een zin.

Neem als voorbeeld de zin: "Het meisje maakt een tekening voor haar oma."

Stap 1: persoonsvorm bepalen; maak de zin vragend.
Maakt het meisje een tekening voor haar oma?  maakt is de persoonsvorm; komt van "om te maken"

Stap 2: zinsdelen bepalen
het meisje is een zinsdeel (staat al voor de pv)
een tekening is een zinsdeel (ik kan zeggen: een tekening maakt het meisje voor haar oma)
voor haar oma is een zinsdeel (ik kan zeggen: voor haar oma maakt het meisje een tekening)

Stap 3: onderwerp bepalen
het meisje is het onderwerp: het tweede zinsdeel van de vraagzin. Controle: het meisje = zij; Zij maakt een taart voor haar oma = OK

Stap 4: lijdend voorwerp bepalen
Kan het meisje iets maken? Ja! Wat maakt zij? een taart
een taart is het lijdend voorwerp
Controle: een taart = hem; Zij maakt hem voor haar oma.

Stap 5: belanghebbend voorwerp bepalen
Kan het meisje hem voor iemand maken? Ja! Voor wie? Voor haar oma.
voor haar oma is het belanghebbend voorwerp

Notatie

Het belanghebbend voorwerp duid ik aan door "bv" erboven te schrijven.

Hoe kan ik mezelf controleren?

Net als het onderwerp en het lijdend voorwerp kunnen we het belanghebbend voorwerp vervangen door (voor +) een persoonlijk voornaamwoord.

Onderwerp Lijdend voorwerp Belanghebbend voorwerp
ik mij, me (voor) mij, me
jij jou, je (voor) jou, je
hij, zij, het hem, haar, het (voor) hem,
(voor) haar
     
wij ons (voor) ons
jullie jullie (voor) jullie
zij hen voor hen